Op stap | Close-up | De levend barende hagedis | Folder
De in 1985 in onbruik geraakte spoorlijn Waregem - Ingelmunster is op het grensgebied met Zulte geëvolueerd tot een mooi en waardevol natuurgebied. Deze anderhalve kilometer lange bedding situeert zich in een vroeger overstromingsgebied van de Gaverbeek (Mei- en Gaverbeekse meersen) waarin voornamelijk wei- en hooiland het karakteristieke van het landschap bepalen.
Jarenlange inventarisatie en observatie tonen aan dat de spoorwegbedding een ecologisch pareltje vormt in onze "arme" regio. Meer dan honderd trek- en broedvogelsoorten, 325 plantensoorten, 19 vlindersoorten en een viertal amfibieën werden er intussen waargenomen. Ook gedijen bunzing, hermelijn, wezel en egel er goed. Al jaren zijn leden van de Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming (J.N.M. Leievallei) en Natuurpunt Waregem-Zulte daadwerkelijk actief in dit gebied. Er worden regelmatig beheerswerken uitgevoerd ten behoeve van het behoud en het verbeteren van het natuurlijke patrimonium.
In 1992 werd een beheersovereenkomst afgesloten met de Kliniek Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes. Een groot grasland naast het helikopterveld wordt beheerd als Vlinderweide. In 1993 heeft de stad Waregem de Oude Spoorwegberm, tussen het oude station en de Gaverbeek, aangekocht zodat deze nu ook beschikt over een degelijke bescherming. De anderhalve kilometer lange bedding vertegenwoordigt een oppervlakte van ongeveer 1 ha.
In 1995 kocht Natuurpunt 2 percelen natte weidegrond. Samen met de andere opgesomde gebieden, vormt deze kleine hectare voor een mooi aaneensluitend geheel. De gebieden die voor de natuur duidelijke meerwaarde inhouden zijn de Oude Spoorwegberm zelf, de Vlinderweide en de onlangs verworven Weymeerschen.
En nu op stap...
Het parcours van de wandeling wordt niet in detail beschreven. Met het hierboven afgebeelde kaartje maak je een mooie wandeling van een vijftal kilometer in een achtvorm. Het volstaat, om op het kaartje, de in stippellijn aangeduide wandelroute te volgen en men komt voorbij de beschreven reservaatjes. Langs het parcours geven de witte paaltjes de te volgen weg aan.
Vertrekken kan op volgende plaatsen:
- Kliniek O.L.V. van Lourdes
- Kapelhuis Zulte
- Oud station St.-Eloois-Vijve
- Station Waregem
Het gebied bevindt zich voor 85% op grondgebied Zulte; de rest op Waregems grondgebied. Het ligt dus op de grens van West- en Oost-Vlaanderen. De ondergrond van de omgeving is opgebouwd uit een lemige zandgrond.
De anderhalve kilometer lange bedding situeert zich in een vroeger overstromingsgebied van de Gaverbeek (Mei- en Gaverbeekse meersen), waarin voornamelijk wei- en hooiland het karakteristieke van het landschap bepalen. Bovendien bevinden er zich in de omgeving nog tal van waardevolle kleine landschapselementen zoals sloten, poelen en vooral veel knotwilgen.
Dit mini-natuurgebied bevindt zich heel dicht bij de Waregemse stadskern en staat er in fel contrast mee door zijn rust en zijn nagenoeg ongereptheid. Het stukje spoorweg maakt eigenlijk deel uit van de oude spoorlijn Waregem-Ingelmunster, spoorlijn nummer 66, die sinds 1985 niet meer in gebruik is. Op de spoorweg getuigen nog verschillende elementen van de spoorwegfunctie zoals houten telefoonpalen, enkele overwegen en het oude stationnetje (nu Chinoh) op het grondgebied Sint-Eloois-Vijve.
De spoorweg in close-up
De berm zelf bestaat uit een afwisseling van open en gesloten biotoopjes. In een biotoop tref je een levensgemeenschap aan waarin specifiek aangepaste planten- en diersoorten hun ideale leefomstandigheden vinden. De spoorlijn is nagenoeg intact gebleven. Slechts over een lengte van 500 meter werden de spoorstaven en de dwarsliggers verwijderd. De nog aanwezige dwarsliggers vormen een voedingsbodem voor mossen en paddestoelen, soms ook al voor kleine wilde planten.
Het materiaal tussen de sporen bestaat uit afvalproducten van een ijzerertsfabriek: het zijn de zogenaamde "slakken" en stukjes steenkool. Dit zorgt er dan ook voor dat de grond extra veel warmte absorbeert door de donkere kleur. Deze laag is echter niet zo dik, want uit plassen naast de spoorweg blijkt dat onmiddellijk onder de aslaag waarschijnlijk een ondoordringbare kleilaag ligt. Dit beïnvloedt wel de vegetatie. Zo vinden we op de spoorweg hoofdzakelijk water- en kalkminnende planten.
De spoorweg is toch redelijk neutraal wat betreft de zuurtegraad en matig stikstofrijk; dit in tegenstelling tot sommige plaatsen naast de spoorlijn waar brandnetels soms de bovenhand halen. Overbemesting op het omliggende akkerland is hier vaak de oorzaak van. De brandnetels vormen niettemin het voedsel voor talrijke insectensoorten, vooral voor rupsen, kevers en wantsen.
Jarenlange inventarisatie en observatie tonen aan dat de spoorwegbedding een ecologisch pareltje vormt in onze "arme" regio. Meer dan 100 trek- en broedvogels werden er al waargenomen. Zo zijn o.m. de sperwer, de buizerd en de houtsnip er typische wintergasten. Als broedvogels vormen de grote bonte specht, torenvalk en grasmus dan weer karakteristieke voorbeelden.
Tevens werden reeds een 325 plantensoorten op de determinatielijst genoteerd, o.a. Sint-Janskruid, hazepootje, boerewormkruid en kleine klaproos. Verder komen nog een 18-tal dagvlinders voor, evenals 5 soorten amfibieën (bruine en groene kikker, gewone pad, kleine water- en alpenwatersalamander). Ook gedijen bunzing, hermelijn en egel er goed.
De levend barende hagedis
Dankzij de bermstructuur heeft de levendbarende hagedis er één van de grootste stabiele populaties van de regio weten uit te bouwen. Hagedissen produceren hun lichaamswarmte niet zelf, maar verkrijgen die meestal van zonnewarmte.
Een zonnende hagedis oriënteert zicht loodrecht op de zonnestralen en spreidt zijn ribben uit, zodat een groter deel van het lichaam wordt beschenen. In de periode van oktober tot maart zijn de weersomstandigheden ongunstig en houdt de levendbarende hagedis zijn winterslaap, enkele centimeters diep ingegraven in de bodem.
De levendbarende hagedis is een kleine hagedis met een lichaamslengte van 5-6.5 cm en een relatief lange staart van 8-11 cm. De grondkleur op de bovenzijde van het lichaam kan sterk variëren: licht-, grijs-, groen-, rood- tot diep donkerbruin met een zeer variabel patroon van vlekken en / of strepen. Op de bovenzijde van de rug bevinden zich veelal donkere vlekken, soms met een witachtige streep in het midden. Kin en keel zijn witachtig, de buik is beige, geel of oranje, niet of wel bezaaid met zwarte stippen of vlekjes.
Bij de wijfjes is de buik meestal beige tot lichtgeel, met weinig donkere stippen. De mannetjes daarentegen hebben een donkergele tot oranje buik, met veel en vrij grote zwarte vlekken. Het kleurpatroon op de rug is bij de vrouwtjes vaak gestreept terwijl de mannetjes gevlekt zijn.
Pasgeboren hagedissen hebben een lichaamslengte van 2 cm en een staartlengte van 2-3 cm. Bij de jonge hagedissen is zowel de rug als de buik diep donkerbruin gekleurd en is er op de rug en flanken een vage tekening van lichtere strepen en/of vlekken.
Folder
Er is een prachtige folder beschikbaar van de Oude Spoorwegberm. Deze kan je verkrijgen bij de dienst milieu of Natuurpunt. Je kan deze ook on-line bekijken.