Drama van Nieuwenhove

De 11-jarige Adolf Vandeputte, op zoek naar paardenmest, vond op 26 maart 1918 op die akkers een onontplofte 75 mm obus. Zijn jongensachtige nieuwsgierigheid en lef brachten hem ertoe de gevaarlijke obus mee te nemen en te verbergen in de Gaverbeek, in de nabijheid van de brug in de Nieuwenhovestraat. Zo kon hij ze later aan zijn vrienden tonen. De volgende dag, 27 maart 1918, schepte hij op de speelplaats op over zijn vondst en er werd besloten om na schooltijd de obus van naderbij te bestuderen.


Een grote groep kinderen verzamelde zich rond het springtuig, toen de 23-jarige Georges Loosveldt, zoon van de waard uit de Nieuwenhoofse herberg De Papegaai, daar voorbij kwam. Toen hij bemerkte wat de kinderen aan het uitspoken waren, maande hij hen aan om het gevaarlijk tuig onmiddellijk weg te gooien. Eén van de jongens gaf gevolg aan zijn oproep en slingerde de obus weg. Het springtuig raakte echter de arduinen boord van de brug en het ontplofte.


De ravage was enorm. Wie dichtstbij stond, werd geraakt aan enkels of benen. Wie zich wat verder bevond, kreeg stukken van het projectiel hoger in het lichaam. Sommigen liepen bloedend weg, terwijl anderen verdoofd bleven staan of liggen. Het geluid van de ontploffing en het gehuil van de kinderen naarmate de pijn zich liet voelen, zetten de hele buurt op stelten. In allerijl werden gewonden op karretjes of in troggen weggebracht naar huis of naar het klooster van de paters oblaten. Veel tijd ging verloren met het wegbrengen van de gewonden en het oproepen van bevoegde dokters. Ook Duitse legerartsen hielpen waar nodig.


Dezelfde avond van de ramp overleden zes kinderen, allen tussen zes en twaalf jaar. De overgebleven gewonden werden vervoerd met Rode Kruiswagens van het Duitse leger naar het Kortrijkse ouderlingengesticht Hospice St-Joseph. Vooral door het massale bloedverlies stierven daar op 28 maart nog eens zes kinderen. Ook Georges Loosveldt liet die dag het leven. De volgende dag overleed nog één kind. De veertien overledenen werden onder massale belangstelling samen begraven in de hoofdkerk te Waregem. Maar nog was het leed niet geleden. Begin april stierven nog eens twee kinderen aan de opgelopen verwondingen.


Daarnaast werden verschillende kinderen zwaar gewond. Pas in september 1918 keerden de laatsten terug naar hun huis in Nieuwenhove. Hoewel ze in Kortrijk goed verzorgd werden, was hun verblijf toch een kwelling. Slechts sporadisch ontvingen ze bezoek van hun familie. Er was namelijk geen vervoer en daarbij was het niet toegelaten van de Duitse bezetter om het grondgebied van de eigen gemeente te verlaten. Toch probeerden de bezorgde ouders te voet en via onbewaakte landwegen Kortrijk te bereiken om hun gewonde kinderen te bezoeken.


Op het oude kerkhof van Waregem staat nog altijd de grafzerk met daarop de zestien namen van de slachtoffers: Adolf (9 j.) en Emiel (12 j.) Callens, Emiel (10 j.) en Maria (7 j.) Deleersnijder, Gustaaf (9 j.) en Bertha (6 j.) Santens, Aloïs (11 j.) en Maurice (13 j.) Vanhaute, Marcel Tijtgat (13 j.), Alberic Vanbrabant (13 j.), Adolf Vandeputte (11 j.), Leopold Vangheluwe (12 j.), Jeroom Verbeke (11 j.), Georges Loosveldt (23 j.), Octaaf Steuperaert (11 j.) en Lea Vangheluwe (9 j.)

Bron: Memorial Rain. Waregem en de Eerste Wereldoorlog. 2002 (nog voorradig aan 10 euro)